Stem-, Spraak- en Taalpathologie (Mar 2023)
Lexicale achterstand van kinderen met farmacoresistente epilepsie is leeftijdsafhankelijk - Een onderzoek naar benoemen van afbeeldingen
Abstract
Achtergrond en doel Kinderen met epilepsie scoren bij taalonderzoek meestal significant lager dan gezonde leeftijdgenoten. Tot beter begrip hiervan vergeleken wij kinderen met farmacoresistente epilepsie met gezonde leeftijdgenoten in een benoemtaak als index van het lexicon. Onderzoeksvragen waren: verschillen de groepen in aantallen goede benoemingen en/of in hoeveelheid baat bij geboden hulp; hebben verwervingsleeftijd en gebruiksfrequentie van de woorden (namen van de afgebeelde voorwerpen) invloed; zijn de verschillen door de kindertijd heen gelijk; en is invloed vaststelbaar van epilepsievariabelen, demografische variabelen (leeftijd, geslacht, intelligentiequotiënt), en van de omgevingsvariabele opleiding van de ouders. Methode Vijfenveertig kinderen met farmacoresistente epilepsie (leeftijd 3,4 - 17,9 jaar; 20 meisjes) en 86 gezonde, per patiënt op geslacht en leeftijd gematchte kinderen/jongeren benoemden lijntekeningen van voorwerpen die verwezen naar vroeggeleerde hoogfrequente (VH), vroeggeleerde laagfrequente (VL) en laatgeleerde laagfrequente woorden (LL). Bij een willekeurig deel van de onjuiste of uitblijvende benoemingen gaf de onderzoeker hulp door een vraag te stellen naar de functie van het afgebeelde voorwerp. Als dat niet hielp, volgde een fonologische aanwijzing. Goede benoemingen en baat bij de hulp werden per categorie woorden geanalyseerd. Groepsverschillen werden niet-parametrisch getoetst. Exploratief werden met lineaire regressie ziekte- en andere invloeden geanalyseerd. Resultaten Er was geen significant verschil in de percentages epilepsie- en controlekinderen die direct alle plaatjes goed benoemden. Ook de percentages kinderen die baat hadden bij hulp verschilden niet significant tussen beide groepen. Wel waren de gemiddelde benoemscores van de kinderen met epilepsie lager dan die van de controlekinderen. Dit groepsverschil verdween met toenemende leeftijd in de VH- en VL-woorden maar niet in de LL-woorden. De baat bij hulp nam in beide groepen toe met de leeftijd als het ging om VH- en VL-woorden. Voor LL-woorden toonde de epilepsiegroep minder leeftijdgebonden toename. Hoe vroeger in het leven de epilepsie was ontstaan, des te zwakker was het benoemen van de plaatjes die verwezen naar LL-woorden. Conclusie Kinderen met farmacoresistente epilepsie kunnen hun achterstand in ontwikkeling van het lexicon althans voor vroeg geleerde woorden inhalen. Ook bij kinderen met epilepsie stimuleert hulp (i.c. vragen naar de functie van het voorwerp of een fonologische aanwijzing) het zoeken in het lexicon.