Journal of Social Intervention: Theory and Practice (Mar 2011)
A model for dealing with parallel processes in supervision
Abstract
A model for dealing with parallel processes in supervision Supervision in social work is essential for successful outcomes when working with clients. In social work, unconscious difficulties may arise and similar difficulties may occur in supervision as parallel processes. In this article, the development of a practice-based model of supervision to deal with parallel processes in supervision is described. The model has six phases. In the first phase, the focus is on the supervisor’s inner world, his/her own reflections and observations. In the second phase, the supervision situation is “frozen”, and the supervisees are invited to join the supervisor in taking a meta-perspective on the current situation of supervision. The focus in the third phase is on the inner world of all the group members as well as the visualization and identification of reflections and feelings that arose during the supervision process. Phase four focuses on the supervisee who presented a case, and in phase five the focus shifts to the common understanding and theorization of the supervision process as well as the definition and identification of possible parallel processes. In the final phase, the supervisee, with the assistance of the supervisor and other members of the group, develops a solution and determines how to proceed with the client in treatment. This article uses phenomenological concepts to provide a theoretical framework for the supervision model. Phenomenological reduction is an important approach to examine and to externalize and visualize the inner words of the supervisor and supervisees. Een model voor het hanteren van parallelle processen tijdens supervisie Om succesvol te zijn in de hulpverlening aan cliënten, is supervisie cruciaal in het sociaal werk. Tijdens de hulpverlening kunnen impliciete moeilijkheden de kop opsteken en soortgelijke moeilijkheden duiken soms ook op tijdens supervisie. Dit worden parallelle processen genoemd. Dit artikel beschrijft een op praktijkervaringen gebaseerd model om dergelijke parallelle processen expliciet en hanteerbaar te maken gedurende supervisie. Het model bestaat uit zes fasen. In de eerste fase ligt de nadruk op introspectie van de supervisor: zijn of haar persoonlijke reflecties en observaties krijgen aandacht. In de tweede fase wordt de supervisie “stil gezet” en kijken supervisanten en supervisor vanuit een metaperspectief naar de situatie. De innerlijke wereld van de participanten aan de supervisie staat centraal in de derde fase, waarin reflecties en gevoelens van eenieder worden geïdentificeerd en gevisualiseerd. De supervisant die de casus inbrengt staat centraal in fase vier en in fase vijf wordt getracht tot een gezamenlijk begrip en theoretische interpretatie van het supervisieproces en de daarin besloten parallelle processen te komen. In de zesde en laatste fase probeert de supervisant, samen met de supervisor en de overige deelnemers, tot een oplossing voor de casus te komen. Een fenomenologisch perspectief wordt gebruikt om dit model van een theoretisch raamwerk te voorzien. Fenomenologische reductie is een belangrijke benadering voor onderzoek en voor introspectie van supervisor en supervisanten.
Keywords