BMGN: Low Countries Historical Review (Mar 2020)
Stretching the Archives. Ego-documents and Life Writing Research in the Netherlands: State of the Art
Abstract
This review article offers an overview of ego-documents and life writing research in the Netherlands. It discusses the outcomes of extensive national archival projects aimed at establishing inventories of ego-documents held in Dutch public archives (diaries, memoirs, personal letters and other forms of autobiographical writing) from the period of 1500 until 1918. The most important research lines and debates on ego-documents, auto/biography and life writing are evaluated and linked to issues of disciplinary demarcation between literary scholars and historians. Developments in the last few decades point towards increasing collaboration between these disciplines, which is also needed to face the challenges and opportunities presented by digitisation. The online databases of ego-documents from the inventory projects are very valuable but have several downsides: they are far from complete and often not user-friendly or searchable by keyword. Furthermore, greater efforts should be made to stretch the archive beyond its traditional limitations and shed light on groups and perspectives that have been underexposed in history. This conclusion is also relevant to printed editions of ego-documents. These editions are welcomed, but could pay more attention to a greater diversity of authors and experiences, as well as to the visual and material quality of the sources. Dit artikel biedt een overzicht van het Nederlandse onderzoek naar egodocumenten en life writing. Het brengt de resultaten in kaart van de omvangrijke inventarisatieprojecten van egodocumenten (dagboeken, memoires, persoonlijke brieven en andere autobiografische teksten) uit de periode 1500- 1918 die in Nederlandse openbare archieven bewaard worden. De belangrijkste onderzoekslijnen en discussies over egodocumenten, auto/biografie en life writing worden in dit artikel beoordeeld en in verband gebracht met de institutionele afbakening tussen literatuurwetenschappers en historici. De ontwikkelingen in de afgelopen decennia wijzen op een toenemende samenwerking tussen deze disciplines, die ook nodig is vanwege de uitdagingen en mogelijkheden die digitalisering met zich meebrengt. De online databanken van egodocumenten die zijn voortgekomen uit de inventarisatieprojecten zijn zeer waardevol, maar hebben ook enkele keerzijden: ze zijn verre van compleet en vaak niet gebruikersvriendelijk of doorzoekbaar op trefwoord. Bovendien zijn er grotere inspanningen vereist om de traditionele beperkingen van de bestaande publieke archieven te overstijgen zodat er meer oog komt voor groepen en perspectieven die in de geschiedschrijving onderbelicht zijn gebleven. Deze conclusie is ook relevant voor uitgegeven egodocumenten. Deze uitgaven zijn van grote waarde, maar ze zouden een grotere diversiteit aan auteurs en ervaringen kunnen weerspiegelen en meer aandacht moeten schenken aan de visuele en materiële vorm van deze bronnen. Actualiteitsparagraaf Egodocumenten als historische big data. Een persoonlijk perspectief op de geschiedenis In de huidige coronacrisis wordt de roep om big data in te zetten steeds luider. Zo zijn er speciale track en trace-apps waarmee besmettingen met COVID-19 beter in kaart kunnen worden gebracht. Vóór het digitale tijdperk probeerden mensen hun ervaringen met ziekte en gezondheid ook zorgvuldig bij te houden. Dit deden ze vaak in egodocumenten zoals dagboeken, brieven en autobiografieën. Dergelijke bronnen kunnen historici inzicht geven in de manier waarop er vroeger met pandemieën zoals cholera en de Spaanse griep werd omgegaan. Egodocumenten bieden een persoonlijk perspectief op de grote geschiedverhalen. Lang is gedacht dat er in Nederland minder autobiografische teksten zijn geschreven vanwege een veronderstelde calvinistische afkeer van zelfverheerlijking, maar niets is minder waar. In haar artikel voor BMGN – Low Countries Historical Review (135-1) brengt Leonieke Vermeer het Nederlandse onderzoek naar egodocumenten in kaart. Ze evalueert de omvangrijke projecten waarin Nederlandse egodocumenten uit de periode 1500 - 1918 zijn geïnventariseerd en de uitgaven van egodocumenten en digitale databanken die hieruit zijn voortgekomen. Deze digitale databanken kunnen als historische big data gelden. In deze big data ontbreken echter wel ervaringen die buiten de geijkte archiefinstellingen vallen. Het artikel is daarmee ook een pleidooi om de traditionele opvatting van het archief op te rekken.