MAB (May 2006)

De Code Tabaksblat: Eén jaar verder

  • Dirk Akkermans,
  • H. Van Ees,
  • Niels Hermes,
  • R. B. H. Hooghiemstra,
  • Gerwin Van Der Laan

DOI
https://doi.org/10.5117/mab.80.16902
Journal volume & issue
Vol. 80, no. 5
pp. 219 – 231

Abstract

Read online Read online Read online

In deze bijdrage wordt ingegaan op de mate waarin en de wijze waarop de best practice bepalingen uit de Nederlandse corporate governance code in het boekjaar 2004 zijn toegepast. De mate van toepassing van de code is voor 150 beursgenoteerde en in Nederland statutair gevestigde ondernemingen onderzocht aan de hand van publiek toegankelijke informatie – in casu: de jaarverslagen en de websites van de ondernemingen. De resultaten geven aan dat, in het algemeen en in overeenstemming met soortgelijk onderzoek in het Verenigd Koninkrijk en in Duitsland, de toepassings– en nalevingspercentages hoog zijn. Dit geldt met name voor de grotere fondsen (vooral de AEX- en AMX-fondsen). Ook is het opvallend te noemen dat de toepassings- en nalevingspercentages die de bepalingen omtrent bezoldiging van de bestuurders betreffen (onderdeel II.2), opmerkelijk lager zijn dan die van de overige bepalingen. Ten aanzien van de door de ondernemingen voor het niet naleven van best practice bepalingen gegeven uitleg kunnen twee constateringen worden gedaan: allereerst wordt een beperkt aantal bepalingen veelvuldig uitgelegd. Daarnaast geven ondernemingen vaak gelijksoortige argumenten om het niet naleven te verantwoorden. De algemene conclusie die naar aanleiding van het onderzoek getrokken kan worden, is dat in formele zin ten aanzien van een groot aantal door ons onderzochte best practice bepalingen sprake is van naleving van de code. Desalniettemin duidt ons onderzoek ook op een meer symbolische omgang met de richtlijnen van de Nederlandse corporate governance code.